Het door huurder met de deurwaarder gevoerde telefoongesprek hoeft niet te worden aangemerkt als een zogenoemde “daad van bekendheid”
Hieronder vindt u de hele uitspraak:
ECLI:NL:GHSHE:2015:5152
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 08-12-2015
- Datum publicatie
- 09-12-2015
- Zaaknummer
- HD 200.161.846_01
- Rechtsgebieden
- Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Aanvang verzet termijn. Daad van bekendheid in de zin van artikel 143 lid 2 Rv. In het onderhavige geval kan het door de gedaagde partij met de deurwaarder van de eisende partij gevoerde telefoongesprek niet worden aangemerkt als een daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan de gedaagde partij bekend is.
- Wetsverwijzingen
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 143, geldigheid: 2015-12-09
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Prg. 2016/45
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.161.846/01
arrest van 8 december 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. H.G.M. Hilkens te Echt,
tegen
Stichting Wonen Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als SWL,
advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers te Best,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 december 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 oktober 2014, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als opposant en SWL als geopposeerde.
1 Het geding in eerste aanleg
(zaaknr. 2908795 CV EXPL 14-3535)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- –de dagvaarding in hoger beroep met vijf grieven;
- –de memorie van antwoord met drie producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3 De beoordeling
- Bij huurovereenkomst van 27 december 2007 heeft SWL aan [appellant] een woning in [plaats] verhuurd.
- Vanaf 1 juli 2013 heeft [appellant] een huurachterstand laten ontstaan. De huurprijs bedroeg met ingang van 1 juli 2013 € 467,97 per maand.
- SWL heeft een deurwaarderskantoor ingeschakeld om de achterstallige huur te innen. Bij brief van 25 oktober 2013 heeft dat deurwaarderskantoor [appellant] gesommeerd tot betaling binnen 14 dagen van de op dat moment bestaande huurachterstand van € 1.871,88 (hof: vier maanden huur) vermeerderd met de huur over de maand november 2013. In de brief is aangekondigd dat bij gebreke van tijdige betaling ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden gevorderd.
- Begin november 2013 was de huurachterstand opgelopen tot € 2.339,85 (vijf maanden).
ontbinding van de huurovereenkomst;
veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde;
veroordeling van [appellant] tot betaling van € 2.339,85 aan achterstallige huur berekend tot en met november 2013, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de inleidende dagvaarding en vermeerderd met € 339,74 incl. btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeling van [appellant] tot betaling van de lopende huur ad € 467,97 per maand over de periode ingaande 1 december 2013 tot aan de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst;
veroordeling van [appellant] tot betaling van een schadevergoeding ad € 467,97 per maand over de periode vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan het eind van de maand waarin de ontruiming van de woning plaatsvindt;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft SWL ten grondslag gelegd dat [appellant] een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan en dat gelet daarop van SWL niet te vergen is de huurovereenkomst nog te laten voortduren.
het ontvankelijk verklaren van [appellant] in zijn verzet;
ontheffing van [appellant] van de bij het vonnis van 27 november 2013 tegen hem uitgesproken veroordelingen;
afwijzing alsnog van de vorderingen van SWL;
veroordeling van SWL om de huurwoning opnieuw aan [appellant] ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
met veroordeling van SWL in de proceskosten.
Naar aanleiding van de grieven I, II en III
SWL heeft zich in de verzetprocedure op het standpunt gesteld dat [appellant] op 16 januari 2014 een daad van bekendheid in de hiervoor bedoelde zin heeft gepleegd. SWL heeft daartoe verwezen naar een overzicht van notities van het door haar ingeschakelde deurwaarderskantoor. Volgens dat overzicht heeft een medewerkster van dat kantoor, genaamd [medewerkster van het deurswaarderskantoor] , op 16 januari 2014 omstreeks kwart over vier ’s-middags de volgende notitie gemaakt:
“debi belt is pas uit detentie gekomen vraagt of hij nog in de woning mag blijven. Hij heeft 21 januari a.s. een intake gesprek met een kliniek voor opname hij zal dan ongeveer een jaar worden opgenomen. Heb hem gezegd dat alles betaald moet worden dan kan hij blijven wonen maar dat wij wel zeggen dat hij ook al zit hij in een kliniek elke maand de huur moet betalen.”
Naar het hof begrijpt, wordt in deze notitie met “debi” de debiteur, te weten [appellant] , bedoeld.
Naar aanleiding van grief V
Naar aanleiding van grief IV
Devolutieve werking van het hoger beroep
De huurovereenkomst bestond al meerdere jaren. Van relevante betalingsachterstanden is vóór juli 2013 geen sprake geweest.
De arbeidsovereenkomst van [appellant] is beëindigd en hij is in het voorjaar van 2013 gedetineerd geraakt. In verband met die detentie ontving [appellant] geen uitkering. Daardoor was hij vanaf eind juni 2013 niet meer in staat de lopende huur te betalen;
[appellant] heeft na zijn detentie met ingang van februari 2014 de huurbetalingen hervat. Hij zal proberen de ontstane achterstand zo snel mogelijk in te lopen.
Dat het gedurende zeven maanden betalen van de huur niet berust op betalingsonwil maar op betalingsonmacht als gevolg van detentie, neemt de ernst van de tekortkoming jegens SWL niet weg.
[appellant] heeft zich tijdens zijn detentie nimmer tot SWL gewend om SWL op de hoogte te stellen van zijn detentie.
[appellant] heeft tijdens de detentie de woning niet bewoond en niet beheerd. Ook dat vormt een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
[appellant] geeft geen inzicht in de inkomsten die hij na de detentie geniet en biedt geen enkele garantie voor de nakoming van de huurbetalingsverplichtingen in de toekomst.
4 De uitspraak
Het hof:
vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 2908795 CV EXPL 14-3535 tussen partijen gewezen verzetvonnis van 22 oktober 2014, voor zover [appellant] bij dat vonnis niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzet;
in zoverre opnieuw rechtdoende: verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 2566372 CV EXPL 13-12526 tussen partijen gewezen verstekvonnis van 27 november 2013;
bekrachtigt het genoemde verzetvonnis van 22 oktober 2014 voor zover [appellant] bij dat vonnis in de kosten van de verzetprocedure is veroordeeld;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van SWL tot op heden op € 894,– aan salaris advocaat;
verklaart de hierboven gegeven kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en Th.J.A. Kleijngeld en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 december 2015.